ronselen werkw. Uitspraak: [ 'rɔnsələ(n) ] Afbreekpatroon: ron·se·len Vervoegingen: ronselde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geronseld (volt.deelw.) overhalen om iets te doen of in dienst nemen Voorbeelden: 'stemmen ronselen voor de verkiezingen' , 'een paar van je vrienden ronselen om je te helpen verhuizen' Synoniemen: werven... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/ronselen