
de rosj zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: rasjiem
1) hoofd 2) begin 3) voorzitter Gevonden op
https://woorden.org/woord/rosj
(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (Hebr.) (Nhebr. rousj): hoofd, begin. Rosj-Hasjono, begin des jaars, Nieuwjaarsfeest. Rosj-Choudesj: begin der maand, Nieuwemaansfeest. Hij is de rosj hier: hij is hier de baas. Pijn in zijn rosj hebben: aan hoofdpijn lijden
Gevonden op
https://encyclo.nl/lokaal/10740
[Bargoens, boeventaal] hoofd; ook haar. Wat heb die vent een rosj.
Gevonden op
https://gutenberg.org/cache/epub/28715/pg28715-images.phpl
Geen exacte overeenkomst gevonden.