samenkomen, samenhokken, samenscholen - Voorbeeld: ‘Dat hoekje scheen haar, uit de verte gezien, zo rustig, zo lommerfris naast dat stille kerkje en rondom gedraaid in al dat wit en groen en rood van samengetroepte huizekes’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php