schuifelen werkw. Uitspraak: [ ˈsxœyfələ(n) ] Afbreekpatroon: schui·fe·len Vervoegingen: schuifelde (verl.tijd enkelv.) 1) lopen zonder je voeten op te tillen Vervoegingen: is geschuifeld (volt.deelw.) Voorbeeld: 'De oude man schuifelde op zijn sloffen naar de deur.' 2) dicht tegen elkaar aan dansen Vervoeginge... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/schuifelen
met kleine passen lopen, terwijl je je voeten bijna niet optilt vb: na afloop schuifelden we naar de uitgang langzaam dansen, dicht tegen je partner aan vb: het verliefde paar schuifelde op de muziek Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=schuifelen
1.fluiten, zowel met de mond als met of van een fluit, en ook van vogels Voorbeeld: ‘Recht voorbij de toebakwinkel keek de jongen scheef uit, naar net groot toograam, met al die rijke dingen, en hij schuifelde een deuntje’ Voorbeeld: ‘Ver, gedoken in 't hout en onbekommerd om de regen, schuifelde de nachtegaal gestadig voort’ ... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php