smeer zelfst.naamw. Verbuigingen: smeren (meerv.) Verbuigingen: smeertje (verkleinwoord) 1) vet (om iets te smeren) 2) vettig vuil . Synoniemen: balsem motorolie olie reuz reuzel smeersel smeerseltje smeerzalf vet zalf Spreekwoorden en zegswijzen • omwille van het smeer likt de kat de ka...
1) Balsem 2) Consistentvet 3) Feeks 4) Flakkerend 5) Hachelijk 6) Kaarsvet 7) Klappen 8) Linament 9) Motorolie 10) Netelig 11) Olie 12) Omkoopgeld 13) Omkoopsom 14) Ongel 15) Ransel 16) Reuzel 17) Sebum 18) Sier 19) Slaag 20) Smeerolie 21) Smeersel 22) Smeerseltje 23) Smeervet 24) Smeerzalf 25) Smegma 1) Balsem 2) Dierlijk hardvet 3) Dierlijk vet 4) Gestold dierlijk vet 5) Gevangenis 6) Gewrichtsdeel 7) Het zich te goed doen (Vlaams) 8) Kaarsvet 9) Motorolie 10) Olie 11) Omkoopgeld 12) Omkoopsom 13) Ongel 14) Opgespaarde penningen 15) Reuzel 16) Smeersel 17) Smeerseltje 18) Smeerzalf 19) Smout 20) Spaargeld 
vet (toon de herkomst via de etymologiebank)
zoet smeersel (meestal stroop) vermengd met alcohol om vlinders te lokken
vet
1> dik, stroperig, meestal vettig, conserveermiddel waarmee men het staande want lapzalfde. 2> vettig vuil dat zich op netten, maar ook in de visbun of leggers afzet. Plaatselijke term. Zie ook blubber. 3> conserveermiddel voor hout, vooral ook bij het vullen van scheuren en kieren. Beter bekend als harpuis (zie verder aldaar). 4> een zekere...
[Bargoens, boeventaal] klap.