smeulen werkw. Uitspraak: [ ˈsmølə(n) ] Afbreekpatroon: smeu·len Vervoegingen: smeulde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesmeuld (volt.deelw.) (van vuur) zachtjes en zonder vlammen branden Synoniemen: branden broeien gloeien nasmeulen 4 definities...
1) Blakeren 2) Brand zonder vlam 3) Branden 4) Branden zonder vlam 5) Broeien 6) Gloeien 7) Gloren zonder vlam 8) Muiken 9) Nagloeien 10) Nasmeulen 11) Simuleren 12) Veinzen 13) Vunzen 14) Zacht branden 15) Zacht gloeien 16) Zachtgloeien 17) Zachtjes branden 18) Zonder vlam branden 1) Blakeren 2) Branden 3) Broeien 4) Gloeien 5) Nagloeien 6) Rotten 7) Schroeien 8) Veinzen 9) Vunzen 
zacht gloeien of branden (toon de herkomst via de etymologiebank)
zacht licht uitstralen door verhitting vb: het houtskool lag te smeulen in de barbecue
zacht branden
Langzaam verbranden van een stof, vrijwel zonder vlam, waarbij in het algemeen rookontwikkeling optreedt. Rubriek(en): Brand