I smoezelen werkw. Afbreekpatroon: 'smoe - ze - len Vervoegingen: smoezelde (verl.tijd ) Vervoegingen: gesmoezeld (volt.deelw.) licht vuil maken algemeen Voorbeeld: 'Een smoezelige blouse dragen kan echt niet op een feestje.' Synoniem: smoezelig maken; smetten; beduimelen II smoezelen werkw. 1) zacht en bedekt praten
1) Konkelfoezen 2) Smetten 3) Smiespelen 1) Konkelfoezen 2) Smetten 3) Smoezen 
kreuken, bevuilen (toon de herkomst via de etymologiebank)