de snaak zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: snaken (meerv.) 1) kwajongensachtige grappenmaker Voorbeeld: 'snaakse streken' 2) man of jongen met zelfvertrouwen, gladjes en amicaal in de omgang Voorbeeld: 'Ze omschrijven de nieuwe vriend van hun dochter als een 'aparte snaak'.' Synoniemen: boef deugniet galgenbrok galgen...
1) Aardige jongen 2) Bengel 3) Boef 4) Deugniet 5) Een vreemde knaap 6) Galgenbrok 7) Galgentronie 8) Gast 9) Gauwdief 10) Gezel 11) Grapjas 12) Grappenmaker 13) Guit 14) Guitig persoon 15) Guitige persoon 16) Kerel 17) Kluchtig persoon 18) Knaap 19) Komiek 20) Kwajongen 21) Kwant 22) Kwapits 23) Kwibus 1) Bengel 2) Boef 3) Clown 4) Compère 5) Deugniet 6) Farceur 7) Galgenbrok 8) Galgentronie 9) Gast 10) Gezel 11) Grapjas 12) Grappenmaker 13) Guit 14) Kerel 15) Knaap 16) Knul 17) Komiek 18) Kwajongen 19) Kwant 20) Kwast 21) Kwibus 22) Leukerd 23) Mallerd 24) Malloot 25) Nar 26) Olijkerd 27) Ondeugd 
grappenmaker (toon de herkomst via de etymologiebank)
mannelijke, meestal jonge persoon die grappig of ondeugend is of opvalt door zijn apart gedrag of zonderling voorkomen; grappige, ondeugende of aparte figuur
[Vergeten woorden] (v.) slang, serpent [= West-Vlaams snake, Engels snake, van snaken]
Joint
grappenmaker
grappenmaker
woord uit 1812, uitleg bij teksten van E.J. Potgieter (1808 - 1875) knaap, kerel.