snorren werkw. Afbreekpatroon: snor·ren Verbuigingen: snorde Vervoegingen: gesnord (volt.deelw.) 1) enz. 2) tweede betekenisomschrijving. Voorbeeld: 'Zin met het snorren in de tweede betekenis erin.' 3) zich snorrend voortbewegen Voorbeeld: 'Hij kwam om de hoek gesnord.' 4) zich op een sn...
1) Betrappen 2) Brommen 3) Een brommend geluid maken 4) Een bruisend geluid geven 5) Een zacht brommend geluid geven 6) Geluid van een mug 7) Geluid van een spinnewiel 8) Gonzen 9) Hard gonzen 10) Kletteren 11) Knevels 12) Knorren 13) Opzoeken 14) Pakken 15) Ronken 16) Rullen 17) Sissen 18) Slingeren 1) Betrappen 2) Brommen 3) Kletteren 4) Knevels 5) Knorren 6) Opzoeken 7) Pakken 8) Ronken 9) Rullen 10) Slingeren 11) Smakken 12) Snappen 13) Snorbaarden 14) Speuren 15) Spinnen 16) Suizen 17) Uitkijken 18) Uitzien 19) Venten 20) Zagen 21) Zoeken 22) Zoemen 
een brommend geluid maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) betrappen(Amsterdams) heimelijk (stiekem) iets doen wat eigenlijk niet mag, zo onopvallend mogelijk (vandaar 'snor')
een zacht, brommend geluid maken vb: de gaskachel snort gezellig
• [inerg] een snorrend geluid produceren. •zich snorrend voortbewegen. • [erga] zich op een snorfiets voortbewegen. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
een brommend geluid maken - Jaar van herkomst: 1588 (Claes )
[Soldatentaal, 1914] boodschappen doen.
woord uit 1812, uitleg bij teksten van E.J. Potgieter (1808 - 1875) snel bewegen met een suizend geluid.