spaan zelfst.naamw. (de) Verbuigingen: spanen (meerv.) Verbuigingen: spaantje (verkleinwoord) 1) spaander 2) stukje metaal (of ander materiaal), verwijderd bij een verspanende bewerking 3) houten gereedschap bestaande uit een blad met steel . Synoniemen: houtafval houtkrul houtspaander roeispaan Spree...
1) Afgesneden hout 2) Afgespleten stukje hout 3) Afstrijkmes 4) Afval van hout 5) Borrel 6) Botermes 7) Chip 8) Deel van een roer 9) Deel van een schip 10) Dun stuk hout 11) Gereedschap 12) Getand prikwerktuig 13) Grote houten splinter 14) Grote houtsplinter 15) Hout deeltje 16) Houtafval 17) Houtdeeltje 1) Houtafval 2) Houtkrul 3) Peddel 4) Reutel 5) Roeiriem 6) Roeispaan 7) Spaander 8) Spaanhout 9) Spatel 10) Zetlijn 
werktuig bestaande uit een blad aan een steel; spaander (toon de herkomst via de etymologiebank)
afgespleten hout
afgespleten hout - Jaar van herkomst: 1260-1280 (CG II 1 Wrake R. )
1> verkorting van roeispaan. 2> vaak ook gebruikt als synoniem van roei- of wrikriem. 3> houtje dat men bij het breien van visnetten gebruikt om de knoopafstand, dus de maaswijdte te bepalen. Ook schiel genoemd. [Links: Diverse termen inzake vistuig .] Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.