spouwen werkw. Afbreekpatroon: spou·wen Verbuigingen: spouwde Vervoegingen: gespouwen (volt.deelw.) 1) in lengterichting verdelen, splitsen, splijten Voorbeeld: 'Wordende ten dien eijnde de gemelte vrijel<sup>n</sup>, ende oock allen anderen, wie het soude mogen wesen voornamentlijck wel expresselijck mede gelast haere... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/spouwen