spreiden werkw. Uitspraak: [ ˈsprɛidə(n) ] Afbreekpatroon: sprei·den Vervoegingen: spreidde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gespreid (volt.deelw.) 1) (iets) verdelen (in de tijd of over mensen of een gebied) Voorbeelden: 'een betaling spreiden in de tijd' , 'de verantwoordelijkheid spreiden over drie bestuurders' , 'De b... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/spreiden
uitvouwen en plat neerleggen vb: ze spreidt de deken in het gras van elkaar af houden vb: je moet je vingers spreiden, als ik je nagels lak uit elkaar plaatsen en verdelen over de tijd vb: de schoolvakanties worden gespreid, zodat niet alle scholen tegelijk vakantie hebben Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=spreiden