stallen werkw. Uitspraak: [ 'stɑlə(n) ] Afbreekpatroon: stal·len Vervoegingen: stalde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gestald (volt.deelw.) 1) (een dier) op stal zetten Voorbeeld: 'de koeien stallen voor de winter' 2) (iets) ergens wegzetten Voorbeelden: 'je fiets stallen in een fietsenstalling' , 'je zwar...
1) Bergen 2) Dierenhokken 3) In een stalling zetten 4) Onderbrengen 5) Op stal zetten 6) Opbergen 7) Parkeren 8) Parkeren van een fiets 9) Voertuigen in een garage zetten 10) Wegzetten 1) Bergen 2) Onderbrengen 3) Parkeren 4) Wegzetten 
op stal zetten (toon de herkomst via de etymologiebank)
1.op stal zetten (VD I 1) Voorbeeld: ‘Mele kon niet ophouden het (geitje) te bezien en ging, altijd omkijkend, het deurken opendoen waar Karel gestald stond’ 2.(fig. van personen) onderbrengen (VD I 4) Voorbeeld: ‘Moeder Glabeke bleek bijzonder in haar schik met dat huwelijk van haar Ludo: die snul - een beetje achterlijk van versta...
pissen
Wegzetten van je fiets.
Gebouwen of delen van gebouwen voor het huisvesten en voeren van paarden, koeien en ander vee, ook voor het opslaan van rij-uitrustingen en voertuigen, en soms met de woonverblijven van betrokken personeel. Gebruik bijvoorbeeld `paardenschuren` of `koestallen` voor specifieke doeleinden.