de stommerik zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'stɔmərɪk ] Afbreekpatroon: stom·me·rik Verbuigingen: stommeriken (meerv.) iemand die iets doms doet Voorbeeld: 'Oh, de aardappels zijn aangebrand. Wat ben ik toch een stommerik!' Synoniemen: : stommeling, sufferd Synoniemen: idioot rund 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/stommerik