
iemand, inz. jongen, die veel langs de straat zwerft, straatjongen - Voorbeeld: ‘
De jongens over 't algemeen zijn vroeg volgroeid, echte straatbrakken, ravotters, met de deugnieterij in hen gebroed en voor geen klein gerucht vervaard’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.