
de Tanzaniaan zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ tɑnzani'jan ] Afbreekpatroon: Tan·za·ni·aan Verbuigingen: Tanzanianen (meerv.) de Tanzaniaan - se zelfst.naamw. Uitspraak: [ tɑnzani'jan - sə ] Afbreekpatroon: Tan·za·ni·aan Verbuigingen: Tanzaniaansen (meerv.)
iemand met de Tanzaniaanse nationaliteit Gevonden op
https://woorden.org/woord/Tanzaniaan

1) Inwoner van Afrika 2) Inwoner van het oosten van Afrika 3) Inwoner van Oost-Afrika
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Tanzaniaan/1

iemand met de Tanzaniaanse nationaliteit; iemand die behoort tot het Tanzaniaanse volk; iemand die afkomstig is uit Tanzania; inwoner van Tanzania In het meervoud ook in toepassing op het volk.
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/Tanzaniaan
Geen exacte overeenkomst gevonden.