de teerling zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'terlɪŋ ] Afbreekpatroon: teer·ling Verbuigingen: teerlingen (meerv.) dobbelsteen verouderd De teerling is geworpen. (Er is een besluit genomen.) Synoniemen: dobbelst dobbelsteen Spreekwoorden en zegswijzen • de teerling is geworpen (=De beslissing is ge...
1) Dobbelsteen 2) Kubus 3) Lot 4) Porring 5) Stiep 6) Zesvlak 1) Dobbelsteen 2) Kubus 3) Stiep 
dobbelsteen (toon de herkomst via de etymologiebank)
kleine kubus met veelal afgeronde hoeken, die men werpt bij kansspelen en die op elke zijde een verschillend aantal stippen heeft dat oploopt van één tot zes; dobbelsteen
dobbelsteen
vierkante hoogte van metselwerk waarop een windmolen rust - Voorbeeld: ‘Onderwijl is een man ginder boven een lichte kabel aan 't vastmaken tegen de nok langs de zijde waar de teerling wordt weggekapt’
dobbelsteen
Uit `De lagere vaktalen: Taal der bouwbedrijven` 1914 stuk hardsteen in een muur, waarop een ijzeren ligger rust.
Spreekwoorden: (1914) De teerling is geworpen,