de titelhouder zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'titəlhɑudər ] Afbreekpatroon: ti·tel·hou·der Verbuigingen: titelhouders (meerv.) iemand of een groep die de titel van kampioen draagt Voorbeeld: 'Titelhouder verliest van aartsrivaal.' Synoniemen: kampioen 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/titelhouder