toepassen werkw. Uitspraak: [ ˈtupɑsə(n) ] Afbreekpatroon: toe·pas·sen Vervoegingen: paste toe (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft toegepast (volt.deelw.) in de praktijk brengen Voorbeelden: 'toegepaste taalkunde' , 'een regel toepassen' Synoniem: gebruiken Synoniemen: aangrijpen aanwenden benutten bezigen gebruik maken van gebruik...
1) Aangrijpen 2) Aanwenden 3) Actueren 4) Appliceren 5) Benutten 6) Bezigen 7) Gebruiken 8) Uitvoeren 1) Aangrijpen 2) Aanwenden 3) Appliceren 4) Benutten 5) Bezigen 6) Gebruiken 7) In gebruik brengen 8) In praktijk brengen 9) Uitvoeren 10) Wijze van gebruiken 
er zo mee omgaan dat je er wat aan hebt vb: ik weet niet hoe ik dit computerprogramma moet toepassen Synoniemen: benutten gebruiken hanteren aanwenden
•in de praktijk brengen. •gebruiken.