uitlopen werkw. Uitspraak: [ 'œytlopə(n) ] Afbreekpatroon: uit·lo·pen Vervoegingen: liep uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is uitgelopen (volt.deelw.) 1) nieuwe takjes en blaadjes krijgen Voorbeeld: 'In het voorjaar lopen de bomen en struiken uit.' 2) onbedoeld langer duren Voorbeeld: 'De vergadering zou om v... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitlopen
lager duren dan afgesproken was vb: dit programma is een half uur uitgelopen nieuwe takjes en blaadjes krijgen vb: de oude plant is weer helemaal uitgelopen resultaat hebben vb: de verjaardag liep uit op ruzie Synoniemen: uitdraaien uitmonden vlekkerig of streperig worden vb: je mascara je uitgelopen Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=uitlopen
1> een sluis of haven uitvaren. 2> af (laten) rollen. EEN TOUW UITLOPEN: een touw over de volle lengte uitstrekken, meestal met het doel kinken en slagen uit het touw te verwijderen. Overeenkomstig van toepassing op staaldraad en misschien ook ketting. 3> overboord laten gaan, vieren. EEN ANKER of DE ANKERKETTING UIT LATEN LOPEN: de ankerk... Gevonden op https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php?woord=u#uitlopen