uitstallen werkw. Uitspraak: [ 'œytstɑlə(n) ] Afbreekpatroon: uit·stal·len Vervoegingen: stalde uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgestald (volt.deelw.) (waren) zo neerleggen dat iedereen ze goed kan zien Voorbeelden: 'je biologische producten uitstallen in je marktkraam' , 'kerstartikelen uitstallen in de etalage' Synoniem... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitstallen