vetheid, weligheid, weelderigheid (VD) - Voorbeeld: ‘Alles en elk leefde en groeide nu uit eigen krachten in grote onverschilligheid en eigen baatzucht: wat veite voelde en vocht, schoot welig op’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php