I verlopen bijv.naamw. Uitspraak: [ vərˈlopə(n) ] Afbreekpatroon: ver·lo·pen als iets of iemand er armoedig en verwaarloosd uit ziet Voorbeeld: 'Sinds hij weer drinkt, ziet hij er weer zo verlopen uit.' Synoniemen: : sjofel, haveloos II verlopen werkw. Uitspraak: [ vərˈlopə(n) ] Afbreekpatroon: ver·lo·pen Vervoegingen: verliep (ve...
1) Aan lager wal 2) Aan lager wal geraakt 3) Achteruitgaan 4) Afgeleefd 5) Afleggen 6) Aflopen 7) Afnemen 8) Armoedig 9) Avanceren 10) Beëindigd 11) Doorgaan 12) Doorlopen 13) Eindigen 14) Flodderig 15) Gaan 16) Geëxpireerd 17) Geleden 18) Haveloos 19) Niet langer geldig zijn 20) Niet meer geldig 1) Afleggen 2) Aflopen 3) Afnemen 4) Armoedig 5) Avanceren 6) Beëindigd 7) Doorgaan 8) Doorlopen 9) Eindigen 10) Flodderig 11) Geleden 12) Gelezen 13) Haveloos 14) Heengaan 15) Minderen 16) Omkomen 17) Ongeldig 18) Onooglijk 19) Ophouden 20) Overdrijven 21) Overgaan 22) Ploertachtig 23) Pover 24) Schamel 
hoe het gebeurt vb: hoe is je verjaardag verlopen? Synoniem: gaanwaaraan je kunt zien dat iemand niet goed voor zichzelf zorgt vb: hij heeft een oud en verlopen gezicht
•zijn geldigheid verliezen. •een neergaande lijn vertonen. (+audio)
[I] voorbijgaan, verstrijken [II] voorbijgegaan; aan lagerwal geraakt
een geleidelijke verandering veroorzakend. a> de verandering van het tij: de kentering. b> het zich verplaatsen van stroomgeulen. c> het draaien van de windrichting.