verwarren werkw. Uitspraak: [ vər'wɑrə(n) ] Afbreekpatroon: ver·war·ren Vervoegingen: verwarde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft verward (volt.deelw.) verward maken Voorbeelden: 'Haar glimlach verwarde hem.' , 'Ik raakte verward in de kabels van mijn computer.' Zie ook: verwarrend Synoniemen: benevelen haspelen misleiden ontredde...
1) Benevelen 2) Brouilleren 3) Confunderen 4) Dooreenhalen 5) Embrouilleren 6) Haspelen 7) Ontredderen 8) Pertuberen 9) Troebleren 10) Turberen 11) Verbrabbelen 12) Verbijsteren 13) Verhaspelen 14) Verwikkelen 15) Verwisselen 1) Benevelen 2) Brouilleren 3) Door elkaar halen 4) Embarrasseren 5) Embrouilleren 6) Friemelen 7) Haspelen 8) Impediëren 9) In beroering brengen 10) In de war brengen 11) In verlegenheid brengen 12) Misleiden 13) Onrust verwekken 14) Ontredderen 15) Pertubereren 16) Troebleren 17) Troubleren 18) Turberen 
in de war brengen, in de war maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
het door elkaar doen zodat het rommelig wordt vb: wie heeft al dat touw zo verward?
•in de war brengen. •door elkaar halen.
in de war brengen, in de war maken
in de war brengen, in de war maken