het visitekaartje zelfst.naamw. Uitspraak: [ vi'zitəkarcə ] Afbreekpatroon: vi·si·te·kaart·je Verbuigingen: visitekaartjes (meerv.) stukje licht karton waarop je naam, je functie, je bedrijfsnaam en je contactgegevens zijn gedrukt Voorbeeld: 'We hebben een website, we hebben visitekaartjes, we hebben alleen nog opdrachtgevers nodig.' ...
1) Adreskaartje 2) Naamkaartje 1) Naamkaartje 
kaartje waarop je gegevens staan vb: ik gaf mijn visitekaartje af, zodat ze me konden bellendat is je visitekaartje [dat laat een eerste indruk achter]een visitekaartje achterlaten [sporen achterlaten waaraan men kan zien wie er geweest is]gooi niet met je visitekaartje [gezegd tegen iemand die tegen je scheldt]
•("oorspronkelijk") een kaartje met de naam van de bezoeker dat achtergelaten werd indien men niet thuis aangetroffen werd en dat als bezoek telde. •een naamkaartje in het algemeen. (+audio)
Kaartje met daarop de naam van een persoon en de adresgegevens van het bedrijf waarvoor hij of zij werkt.