de vleermuis zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'vlermœys ] Afbreekpatroon: vleer·muis Verbuigingen: vleermuizen (meerv.) zoogdier dat kan vliegen en overdag slaapt 
1) Spekmuis 2) Hoefneus 3) Nachtdier 4) Gevleugeld zoogdier 5) Zoogdiertje 6) Insecteneter 7) Zoogdier 8) Kalong 9) Gevleugeld dier 10) Vliegend dier 11) Vampier 12) Lierneus 13) Vliegend zoogdier 14) Grootoor 15) Lichtschuw dier 16) Handvleugelig zoogdier 
zoogdier dat echt kan vliegen, door een vlieghuid die gespannen is tussen de tenen van de voorpoten en van de achterpoten en de staart, en dat alleen in het donker actief is voorstelling van een vleermuis door middel van een afbeelding, een beeld, een houtsnede, een vermomming en dergelijke
[tradities] In het algemeen symbool van de nacht en in het bijzonder van het angstaanjagende van de nacht. Bevindt zich vaak in gezelschap van heksen, spoken en vampiers. Om dat soort types buiten de deur te houden werd vroeger wel een levende vleermuis aan de staldeur gespijkerd.
handvleugelig zoogdier
(Amsterdams) geheel gesluierde moslima
vliegend zoogdier van de orde Chiroptera (toon de herkomst via de etymologiebank)
zoogdier dat vliegt en vooral 's nachts actief is vb: als het gaat schemeren komen de vleermuizen tevoorschijn
handvleugelig zoogdier