de vloer zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ vlur ] Verbuigingen: vloeren (meerv.) het oppervlak in een gebouw waarop je staat Voorbeeld: 'Haar kleren lagen verspreid over de vloer.' Je kunt er van de vloer eten. (het is er zeer schoon) over de vloer komen bij iemand (op bezoek komen bij iemand) de vloer aanvegen met iemand (iemand op overtuige...
1) Basis 2) Bodem 3) Chape 4) Deel 5) Dek 6) Fundament 7) Grond 8) Grondvlak 9) Janka 10) Kinderbalk 11) Kwaaitaalvloer 12) Minimum 13) Niveau 14) Onderkant 15) Ondervlak 16) Parket 17) Plankier 18) Plavuis 19) Staalplaatbetonvloer 20) Terrein 21) Tunnelbekisting 22) Vloertegel 1) Bodem 2) Bodembedekking 3) Deel van een gebouw 4) Deel van een kamer 5) Deel van een vertrek 6) Grond 7) Grondvlak 8) Ondergrond 9) Onderkant 
bodem (toon de herkomst via de etymologiebank)
grondvlak van een ruimte vb: wij hebben een vloer van planken
Een horizontaal vlak met een breedte van ten minste 500 mm en met een vrije hoogte boven de vloer van ten minste 1,5 meter dat onder normale omstandigheden betreedbaar is voor mensen.
•bodem van een ruimte in een gebouw.
bodem
bodem
Gedeelte van de beursvloer dat is toegewezen aan de handel in bepaalde fondsen.
plaats in het beursgebouw waar wordt gehandeld. hoek.