
1.dat einde van de akker waar de voren eindigen (VD: voorend 1) Voorbeeld: ‘
In de oogst pikt hij bij de boeren de vooreinden af’ (Ingoyghem II 201) 2.voorste deel Voorbeeld: ‘
't Vooreinde der zaal was afgesloten en behangen met witte slaaplakens’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.