het voorzetsel zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'vorzɛtsəl ] Afbreekpatroon: voor·zet·sel Verbuigingen: voorzetsels (meerv.) woord dat een bepaling van plaats, tijd of oorzaak inleidtgrammatica Voorbeeld: ''In', 'na' en 'door' zijn voorzetsels.' 8 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/voorzetsel
1) woord dat voor een woordgroep geplaatst wordt en de relatie tussen die groep en andere woorden in een zin aangeeft 2) woord of element dat ergens voorgezet wordt; voorvoegsel Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/voorzetsel
• [taalkunde] , [grammatica] een onverbuigbaar woord dat de aard van de relatie tussen verschillende elementen in de zin aangeeft. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/voorzetsel
een woord dat samen met een zelfstandig naamwoord, of met een zelfstandig voornaamwoord of telwoord een bepaling vormt de auto van de vertegenwoordiger (bijvoeglijke bepaling) hij ging met de auto (bijwoordelijke bepaling) hij kocht een auto voor haar (meewerkend voorwerp) zij is trots op haar nieuwe auto Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10109
Een woord dat een relatie aangeeft tussen verschillende elementen in de zin. In de zin 'Het boek ligt op-naast-onder de tafel' is 'op-naast-onder' het voorzetsel (Haeseryn, 1997).
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11148