vormen werkw. Uitspraak: [ 'vɔrmə(n) ] Afbreekpatroon: vor·men Vervoegingen: vormde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gevormd (volt.deelw.) 1) laten ontstaan Voorbeelden: 'Neem elkaar bij de hand en vorm een kring.' , 'De kerk vormt een kruis met vier korte armen.' , 'een leger vormen' , 'je een oordeel vormen' Synoniem: ma...
1) Aanzetten 2) Beschaven 3) Boetseren 4) Bouwen 5) Confirmeren 6) Constitueren 7) Cultiveren 8) Daarstellen 9) Doen ontstaan 10) Een gedaante geven 11) Een mooi model geven 12) Een vorm geven 13) Fatsoeneren 14) Forceren 15) Formeren 16) Gestalte geven 17) Grootbrengen 18) In model brengen 19) Kneden 1) Beschaven 2) Boetseren 3) Creëren 4) Cultiveren 5) Fatsoeneren 6) Formeren 7) Grootbrengen 8) Kneden 9) Maken 10) Modelleren 11) Ontwerpen 12) Ontwikkelen 13) Opleiden 14) Opstellen 15) Opvoeden 16) Rijpen 17) Samenstellen 18) Smeden 19) Stoelen 20) Uitmaken 21) Vervaardigen 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Vormen``] Zie Geschutvervaardiging
gestalte geven (toon de herkomst via de etymologiebank)
•in de juiste vorm brengen. •deel uitmaken van, fungeren als bouwsteen van.
gestalte geven - Jaar van herkomst: 1461 (MNW )
Vorm geven, kneden of modelleren in een bepaalde staat of toestand.
Uit `De lagere vaktalen: De steenbakkerstaal` 1914 steenen maken.