I wenden werkw. Verbuigingen: wendde Verbuigingen: gewend 1) een andere richting inslaan 2) van koers veranderen, bij zeilen vooral ook ”door de wind gaan”: ”overstag gaan” of ”gijpen” II wenden werkw. Verbuigingen: wendde zich Verbuigingen: heeft zich gewend 'zich wenden tot': een persoon of instell...
1) Zeilterm 2) Richten 3) Verdraaien 4) Krengen 5) Kenteren 6) Keren 7) Draaien 8) Omslaan 9) Omkeren 10) Omhalen 11) Omdraaien 12) Ze raakten vertrouwd met draaien 13) Manoeuvreren 14) Zwenken 15) Zwaaien 16) Tourneren 17) Rondbewegen 18) Ronddraaien 19) Tornen 20) Wentelen 
1.draaien, keren Voorbeeld: ‘'t Was voor de eerste keer van hun leven dat de kinders dat wezen uit de predikstoel naar hen gewend zagen’ 2.omspitten, omgraven (GL, VD 2) Voorbeeld: ‘Het land werd gekeerd en gewend en gescheurd onder de blinkende ploeg en 't lag in purperen schellen te dampen in de deugddoende zonnehitte’
keren
Let op: Spelling van 1858 een tak der Slaven of Slavonen in Noord- en Oost-Duitschland
het in een andere richting keren vb: hij wendde het stuur en ging de hoek om Synoniemen: draaien zwenken
•een andere richting inslaan, overstag gaan. •"zich ~ tot": een persoon of instelling aanspreken •tweede betekenisomschrijving. •enz.
keren
een vrij scherpe bocht maken. Ook gebruikt voor overstag gaan . [Lijst Uitdrukkingen e.d. ]