de zeedag zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: zeedagen al dan niet aaneengesloten tijdvak van in totaal 24 uur, waarin een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt Gevonden op https://woorden.org/woord/zeedag
Elke dag dat men met een schip op zee is. `Ik heb er honderdvijftig zeedagen opzitten; ik neem eerst drie maanden vakantie.` Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10827