de zeevis zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'zevɪs ] Afbreekpatroon: zee·vis Verbuigingen: zeevissen (meerv.) in zee levende vis Voorbeeld: 'Er is niets lekkerders dan verse zeevis.' Antoniem: zoetwatervis 
1) Zoutwaterdier 2) Vis 3) Zeebanket 4) Lom 5) Zeedier 6) Rog 7) Schubbig wezen uit zee 8) Elft 9) Griet 10) Waterbewoner met schubben 11) Geep 12) Zoutwatervis 13) Haring 14) Waterdier 15) Pieterman 
vis die leeft in omgevingen met zout water, met name de zeeën; zoutwatervis vis die in zee gevangen is en die, ook in de vorm van hele vissen, wordt verhandeld en gebruikt als voedsel visvlees van zoutwatervissen
•vis die in de zee leeft.
zoutwatervis