zichten werkw. Afbreekpatroon: zich·ten Verbuigingen: zichtte Vervoegingen: gezicht (volt.deelw.) iets maaien met een zicht, een klein formaat zeis Voorbeeld: 'Daar zichtte mijn vader graan.' . 3 definities...
1) Maaien 2) Maaien met een kleine zeis 3) Viseren 4) Vorm van maaien 1) Maaien 2) Ziften 
ziften (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [ov] iets maaien met een zicht, een klein formaat zeis. • tweede betekenisomschrijving • enz.
Hier: Door middel van de verticale klissen kan men zien of de binnenkant vlak bekapt wordt.