het zitje zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'zɪcə ] Afbreekpatroon: zit·je Verbuigingen: zitjes (meerv.) 1) los stoeltje Voorbeelden: 'kinderzitje' , 'een veilig zitje op de bagagedrager' , 'een inklapbaar zitje' 2) twee of meer makkelijke stoelen met een tafeltje Voorbeelden: 'een gezellig zitje bij de open haard' , 'ee...
1) Gelegenheid om te zitten 2) Kinderstoel 3) Kinderstoeltje 4) Kinderstoeltje op de fiets 5) Plek om te zitten 6) Stoeltje voor kleine kinderen 7) Tafel met enige stoelen 8) Tafel met stoelen 9) Terras 1) Kuipstoel 2) Terras 
•een kleine, vaak afgeschermde zitplaats voor een klein kind.
stoel; tafeltje met stoelen
Na het accident moet het mogelijk zijn om de rijder en het zitje samen uit de wagen te verwijderen. Sinds 1999 zeggen de reglementen dat het zitje niet langer als een vast onderdeel in de wagen mag geplaatst worden. Het risico van een letsel aan de ruggengraat wanneer een rijder uit de wagen wordt gehaald wordt op deze manier uitgesloten. Het zitje...