zich afsplitsen reflexief werkw. Uitspraak: [ 'ɑfsplɪtsə(n) ] Vervoegingen: splitste zich af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft zich afgesplitst (volt.deelw.) 1) (van wegen) bij een splitsing van wegen afbuigen of uit elkaar gaan Voorbeelden: 'een splitsing waar een pad zich afsplitst' , 'Hier splitsen de wegen naar Den Haag... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afsplitsen