continueren werkw. Uitspraak: [ kɔntinyˈwerə(n) ] Afbreekpatroon: con·ti·nu·e·ren Vervoegingen: continueerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecontinueerd (volt.deelw.) (iets) houden zoals het is, een bestaande situatie laten voortduren Voorbeeld: 'een samenwerking continueren' Synoniem: voortzetten Synoniemen: aanhouden door...
1) Aanhouden 2) Doorgaan 3) Handhaven 4) Najagen 5) Prolongeren 6) Verdergaan 7) Vervolgen 8) Voortduren 9) Voortgaan 10) Voortzetten 1) Aanhouden 2) Doorgaan 3) Handhaven 4) Prolongeren 5) Verdergaan 6) Verlengen 7) Vervolgen 8) Voortduren 9) Voortgaan 10) Voortzetten 
voortzetten (toon de herkomst via de etymologiebank)
voortzetten, doorgaan Voorbeeld: Hij aarzelde even en continueerde toen zijn betoog.
•voortzetten. •een rechtszaak uitstellen.
voortzetten
voortzetten