helemaal, ononderbroken, doorlopend - Voorbeeld: ‘De lucht was al ééndikte overwolkt’ - Voorbeeld: ‘De lucht was ééndikte overwelfd met grijs-grauw’ - Voorbeeld: ‘Zie, de lucht is ééndikte grijs’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0008.php