
goedig, sullig - Voorbeeld: ‘
Het was een gezapige, verstandige geit met bruin en blauw geringelde, dofgouden glanzende ogen in de goêloze kop’ - Voorbeeld: ‘
En Filie, de oude jonkman, zat daar zelve bij en hij luisterde dat af, goêloos met een onnozele monkellach zonder één weergekkend woord uit te laten’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0010.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.