neigen werkw. Uitspraak: [ ˈnɛixə(n) ] Afbreekpatroon: nei·gen Vervoegingen: neigde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geneigd (volt.deelw.) buigen Synoniemen: hellen overhellen tenderen naar zwemen 3 definities...
1) Aantrekken 2) Benedenwaarts buigen 3) Buigen 4) Gezind zijn 5) Hellen 6) Iets overhellen 7) Inclineren 8) Naar beneden buigen 9) Naar iets overhellen 10) Naar beneden gaan 11) Neerbuigen 12) Overhellen 13) Overhellen tot iets 14) Overhellend 15) Tenderen 16) Vooroverbuigen 17) Wenden 18) Zwemen 1) Buigen 2) Bukken 3) Dalen 4) Hangen 5) Hellen 6) Overhangen 7) Overhellen 8) Tenderen 9) Vooroverbuigen 
neerwaarts doen buigen, overhellen (toon de herkomst via de etymologiebank)
eerbiedig groeten door hoofd en schouders voorover te doen vb: hij neigt het hoofd Synoniem: buigen
buigen