ruw openbreken, -scheuren - Voorbeeld: ‘'t Land dat heel de winter toegeslegen gerust had, werd alzo een schel tenegader, doorboord en opengebeuld, in dapper gaan en keren’ (Langs Wegen 19) Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php