ranselen werkw. Afbreekpatroon: ran·se·len Verbuigingen: ranselde Vervoegingen: geranseld (volt.deelw.) iemand met een stok of karwats een pak slaag geven Voorbeeld: 'Zij werden nog enige tijd genadeloos geranseld.' . 3 definities...
1) Afbeuken 2) Aframmelen 3) Afrossen 4) Aftuigen 5) Afturven 6) Kastijden 7) Meppen 8) Rammelen 9) Rossen 10) Slaan 11) Timmeren 12) Toffelen 13) Touwen 14) Tuchtigen 15) Turven 1) Afbeuken 2) Aframmelen 3) Afstraffen 4) Aftouwen 5) Aftuigen 6) Afturven 7) Bochelen 8) Geducht slaan 9) Hard slaan 10) Kastijden 11) Meppen 12) Onbarmhartig slaan 13) Rammelen 14) Roffelen 15) Roskammen 16) Rossen 17) Slaan 18) Taffelen 19) Taffen 20) Takelen 21) Takken 22) Timmeren 23) Toffelen 
onbarmhartig slaan (toon de herkomst via de etymologiebank)
lang en hard slaan vb: hij ranselde de bok, omdat die niet wilde doen wat hij zei
onbarmhartig slaan
onbarmhartig slaan