de schutter zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'sxʏtər ] Afbreekpatroon: schut·ter Verbuigingen: schutters (meerv.) iemand die schiet Voorbeeld: 'boogschutter' Synoniemen: scherpschutter 
1) Half glas bier 2) Negende teken van de dierenriem 3) Kolvenier 4) Lid van een schietvereniging 5) Paffer 6) Vis 7) Onhandig lang mens 8) Onbeholpen persoon 9) Persoon die schiet 10) Tropische vis 11) Militair 12) Gewapende burger 13) Teken van de dierenriem 14) Munitieafvuurder 15) Sagittarius 16) Schieter 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (De -) sterrenbeeld in den Dierenriem, afgebeeld als een centaur, die een pijl afschiet.
persoon die schiet
persoon die schiet (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die schiet vb: de schutter heeft drie personen geraakt
persoon die schiet