Restaurant Peper & Zout - Van Dale
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Algemeen of niet ingedeeld
Datum & Land: 20/10/2007, NL
Woorden: 42
pepermuntstroop
(de ~) 1 groenachtig-bruine stroop uit pepermuntbladen met verdunde alcohol en suiker
pepermuntolie
(de ~) 1 vluchtige olie, uit de bladeren en bloeitoppen van de pepermuntstruik bereid => menthol
pepermuntspiritus
(de ~ (m.)) 10%-oplossing van pepermuntolie in zuivere alcohol
pepermuntstok
(de ~ (m.)) stokje van pepermuntsuiker
pepermuntje
(het ~) 1 snoepje van pepermunt
pepermunt
(de ~) 1 snoepgoed van suiker en pepermuntolie
2 gewas met een scherpe kamferachtige smaak [Mentha piperita]
3 aromatische olie uit de genoemde plant
4 fijne, op pepermuntolie overgehaalde likeur
pepermolen
(de ~ (m.)) 1 molentje waarmee men peperkorrels fijnmaalt
peperkorrel
(de ~ (m.)) 1 de rijpe zaadkorrel of de onrijpe gedroogde bes van de peperstruik
peperkoek
(de ~ (m.)) 1 met peper gekruide zoete koek
2 [in Belg.] ontbijtkoek
peperine
(de ~) 1 grauwgroene Italiaanse tufsteen
peperduur
(bn.) uitermate duur => schreeuwend duur
peperen
(ov.ww.) 1 met peper toebereiden
2 duur maken
peperig
(bn.) 1 peperachtig
2 duur
peperbus
(de ~) 1 bus voor of met peper
2 toren die lijkt op zo'n bus
3 reclamezuil
peperboom
(de ~ (m.)) peperstruik
peperboompje
(het ~) giftige sierplant met lichtrode of witte bloemen en rode bessen, van de soort Daphne mezereum
peper-en-zoutkleur
(de ~) 1 kleur van blond haar dat grijs wordt
peper-en-zoutstel
(het ~) 1 setje bestaande uit een zout- en een pepervaatje
peperachtig
(bn.) [biol.] behorend tot een familie van tropische bomen [Piperaceae]
peperbes
(de ~) vrucht van de peper
peper
(de ~ (m.)) 1 [g.mv.] specerij met scherpe, hete smaak van gemalen peperkorrels
2 peperkorrel
3 plant uit de vochtige tropen [Piper] => peperstruik
zoutloos
(bn.) zonder zout
zoutje
(het ~) zout koekje als borrelhapje
zoutkoepel
(de ~ (m.)) dikke, ondergronds opgestuwde zoutlaag
zoutig
(bn.) min of meer zout van smaak => zoutachtig, zilt
zoutgehalte
(het ~) relatieve hoeveelheid zout in iets => saliniteit
zouterij
(de ~ (v.)) plaats waar vis, huiden enz. gezouten worden
zouteloos
(bn.) zonder pit, niet geestig => flauw
zouteloosheid
(de ~ (v.)) 1 het zouteloos zijn => flauwheid
2 [mv. zouteloosheden] flauwe grap => flauwiteit
zouten
(ov.ww.) 1 met zout bestrooien, toebereiden
2 in zout leggen => pekelen
zoutbrug
(de ~) [nat.] verbinding tussen twee halfcellen, die elektrisch contact tot stand brengt, maar menging van de vloeistoffen verhindert
zoutarm
(bn.) weinig zout bevattend
zoutaanmaak
(de ~ (m.)) het winnen van zout
zoutachtig
(bn.) 1 op zout lijkend
2 zoutig
zoutafzetting
(de ~ (v.)) 1 kristallisatie van zout
2 sediment ontstaan door indamping van zeewater
zout
(het ~) 1 keukenzout, natriumchloride
2 [mv. zouten] [schei.] verbinding die bestaat uit een metaal en een zuurrest
3 dat wat smaak en kracht aan iets geeft
zout
(bn.) 1 [ter omschrijving van een smaakgewaarwording, o.a. door zout en door zeewater]
2 zeer als zout smakend, veel zout bevattend => zilt
3 gezouten
zoutmeer
(het ~) zoutwatermeer
zoutstrooier
(de ~ (m.)) 1 strooier voor keukenzout
2 strooiauto
zoutpan
(de ~) ondiep bekken, waarin men zeewater laat verdampen en zo het achtergebleven zoutwint
zoutpilaar
(de ~ (m.)) zuil van zout
zoutmijn
(de ~) mijn waaruit keukenzout gewonnen wordt => saline