's-Hertogenbosch
Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen.
De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd.
We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Bouw en Constructie > Historische bouwtermen
Datum & Land: 22/05/2013, NL
Woorden: 27
kistwerk
muurwerk waarbij twee muren worden opgetrokken en de ruimte ertussen is opgevuld met zand, stenen en puin. In later tijden werd het vulmateriaal met mortel gemengd waardoor een nog stabielere muur werd verkregen. Reeds door de Romeinen toegepast.
koud gemetseld
zonder onderling verband, tegen elkaar aan gemetselde muurgedeelten (=loodvoeg).
kroonlijst
houten of natuurstenen bovenbeëindiging van een wand (bijv. goot) of pui, bestaande uit diverse uitkragende profielen (o.a. ojief). Afkomstig uit de klassieke Griekse architectuur. In de Renaissance-periode (16de eeuw) weer opnieuw geïntroduceerd in de lage landen.
maaiveld
loopvlak, hoogte van een terrein rondom een bouwwerk.
muurplaat
op de bovenzijde van muren rustende horizontale balk t.b.v. verbinding met en ondersteuning van de kapconstructie en goot.
muizetand
bakstenen uitkragende lijst bestaande uit schuin uit de muur stekende stenen. Meestal bovenaan de gevel onder de daklijst.
muurstijl
vertikaal onderdeel van houtskelet, tegen of in de zijmuur geplaatste houten stijl, ondersteuning van de (moer-)balk, stijl en balk onderling verstijfd met een schuin geplaatst korbeel.
negge
zijkant van raamopening, afstand,die aanwezig is tussen de buitenoppervlakte van een gevel en voorzijde van het houten kozijn =(dagkant).
ojief
(profilering) S-vormige profilering van bijv. een sleutelstuk of kroonlijst, afkomstig uit de klassieke Griekse architectuur. In de Renaissance-periode (16e eeuw) weer opnieuw geïntroduceerd in de lage landen.
peerkraal
(profilering) in de middeleeuwen (gotiek) veelvuldig toegepaste profilering van houten sleutelstukken*, stenen gewelfribben, neggen* e.d., met een peervormige doorsnede.
platvol (voegen)
wijze van voegen van metselwerk, waarbij de specie de ruimte tussen de stenen tot aan voorzijde geheel opvult.
schouderstuk
onderdeel van topgevel, horizontaal stukje t.p.v. de dakvoet (d.m.v. baksteen, gebakken plavuis of natuursteenplaatje)
sleutelstuk
platte houten ondersteuning van een balk t.p.v. de muur, ook als verbindingselement tussen (moer-)balk en muurstijl*, meestal voorzien van een ornamentatie (profilering).
spreidsel
enkele mm. dik gezaagde eiken platen, die worden gebruikt om tussen de kinderbinten de vloerdelen erboven aan het gezicht te onttrekken.
sporenparen
( sporengespannen) twee tegenover elkaar geplaatste sporen, onderling verbonden met één of meer haanhouten, in dwarsrichting tezamen één stabiel geheel vormend.
sporen
verticale, schuin geplaatste steunconstructie van de dakbedekking tussen de dakvoet en nok, bestaande uit dunne balkjes of ronde stammetjes, steunend op de muurplaat* en flieringbalk.
spaarveld
nis in het muurwerk, die vooral dient om materiaal uit te sparen.
steens (metselwerk)
muur met dikte van één steen.
telmerken, getrokken
idem.
telmerken, gezaagd
telmerken, met zaag aangebracht op de constructie.
telmerken
wijze van nummering van houten onderdelen van de kapconstructie, merktekens aangebracht door de timmerman bij het assembleren van de constructie.
toognagel
ronde houten nagel, ingeslagen in een pengatverbinding* waarbij de houten delen tegen elkaar worden gedreven.
verband, vlaams
wijze van metselen, waarbij in iedere laag naast elkaar afwisselend een strek (lange zijde van de steen) en een kop (korte zijde van de steen) worden gelegd. Oudste toegepaste metselverband in de zuidelijke lage landen, ontstaan vanuit de natuursteenbouw.
verband, staand
wijze van metselen, waarbij afwisselend een laag strekken (lange zijde van de steen) en koppen (korte zijde van de steen) boven elkaar komen.
waterlijst
uitstekende bakstenen of natuurstenen lijst in een gevel, die voorkomt dat regenwater langs het geveloppervlak stroomt.
wangen
(schouwwangen) zijkanten van een stookplaats, die de rookvang en het rookkanaal ondersteunen en de vuurhaard afschermen.
zakgoot
goot tussen twee daken.