Taalunieversum

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Onderwijs > Onderwijsbegrippen
Datum & Land: 17/06/2013, NE
Woorden: 842


absenteïsme
Synoniem voor schoolverzuim of spijbelen, het (al of niet ongewettigd) afwezig zijn op school.

abituriënt
Iemand die het eindexamen van een bepaalde opleiding (bv. een opleiding aan de middelbare school) met goed gevolg heeft afgelegd.

Accent op Talent
Project voor onderwijsvernieuwing in het secundair onderwijs, georganiseerd door de Koning Boudewijnstichting. Zogenaamde voortrekkersscholen krijgen een subsidie om een aspect van onderwijsvernieuwing uit te proberen. De focus ligt daarbij op het ontwikkelen van de talenten van de leerlingen en op het doorbreken van de schotten tussen de verschillende onderwijsvormen enerzijds en tussen onderwijs en bedrijfsleven anderzijds. In de beginfase (schooljaar 2003-2004) werkten zestien scholen herwaarderingsprojecten uit rond de actiepunten: 'anders leren' (afschaffen opdeling aso-tso-bso, meer modulair onderwijs, levenslang leren), 'anders werken' (organisatievernieuwing in bedrijven), 'anders kiezen' (betere studieoriëntering, aantrekkelijker aanbod van technische opleidingen) en 'anders besturen' (meer autonomie). De scholen krijgen flexibiliteit binnen de bestaande regelgeving. Ze kregen bij hun vernieuwingsproject ondersteuning van een stuurgroep en van een adviesbureau. De ervaringen in de scholen werden, samen met de suggesties van de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (SERV), verzameld in een witboek. In 2009 verscheen bij de Koning Boudewijstichting Wat heeft Accent op Talent al bereikt in Vlaanderen en hoe die onderwijsvernieuwing blijven voort zetten? 2009-2014: van onderwijsbeleid naar talentenbeleid Website Koning Boudewijnstichting: www.kbs-frb.be. Website Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen: www.serv.be.

academie
Onderwijsinstelling voor hoger beroepsonderwijs. Opgelet: in Vlaanderen wordt de term nu vooral gebruikt voor hoger artistiek onderwijs.

academie voor hoger kunst- en cultuuronderwijs
(AHKCO) De Academie voor Hoger Kunst- en Cultuuronderwijs (AHKCO) leidt mensen op die in staat zijn om op verantwoorde wijze het proces van kunst, communicatie en cultuuruitingen te analyseren en te begeleiden op zowel individueel als groeps- en nationaal niveau en die waar nodig aan het proces richting geven. De opleidingen zijn: beeldende kunsten; sociaal-cultureel vormingswerk; journalistiek. Een aan de AHKCO gelieerd instituut is het Instituut voor Dienstverlening, Onderzoek en Studiebegeleiding (IDOS), dat diverse contractactiviteiten op het gebied van onderzoek en training ontplooit.

academiejaar
Jaar op een universiteit of hogeschool. Een academisch jaar kan bestaan uit twee semesters, waarvan het eerste begin oktober start, en het tweede begin februari. Tussen de beide semesters ligt een onderwijsvrije week. In het Angelsaksische model wordt het academisch jaar evenredig verdeeld in drie trimesters.

academisch
van, betreffende, behorende tot een academie of hogeschool; gevormd aan een universiteit; academische rang van iemand die óf aan een hogeschool óf aan een universiteit is gepromoveerd.

Adviescommissie Onderwijsaanbod
(ACO) Orgaan dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen adviseert over de wenselijkheid van het toelaten van nieuwe opleidingen in het hoger onderwijs. De commissie beoordeelt kandidaturen op basis van onder meer kwaliteit, arbeidsmarktbehoefte, overlapping met reeds bestaande opleidingen en landelijke spreiding.

adviesbureau voor opleiding en beroep
(aob) Keten van expertisebureaus die actief zijn op het gebied van studie- en beroepskeuze: diagnostisch onderzoek en begeleiding van leerlingen, organisatieondersteuning voor het management van de scholen en nascholing van docenten. Als missie voor het werkveld Onderwijs geldt: jeugdigen adviseren en ondersteunen bij het ontwikkelen van talenten en bij het voorbereiden op een plaats in de maatschappij en op het deelnemen aan arbeid; docenten, ouders en management van schoolorganisaties en instellingen voor jeugdhulpverlening behulpzaam zijn bij het ontwikkelen en inzetten van begeleidingsvaardigheden en bij het organiseren van een efficiënt en doelmatig onderwijs- en begeleidingsproces.

adaptief onderwijs
De school zorgt ervoor dat elke leerling de beste kansen krijgt. Dit betekent dat zij onderwijs op maat aanbiedt. Dit kan gebeuren door het aangeboden onderwijs op een of meer van de volgende onderdelen te differentiëren: doelstellingen, leerinhouden, lesgeven, begeleiding, groeperingsvormen, opdrachten, tempo, leermiddelen, toetsing, beoordeling.

afstudeervariant
Gebruikelijke term voor extra vakken die een student bovenop zijn gewone curriculum wil volgen. Als die vakken een internationale oriëntering hebben (bv. international management), dan spreekt men van een internationale afstudeervariant.

afstroom
Fenomeen waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs eerst kiezen voor de moeilijkste onderwijsvorm of studierichting en na (herhaald) falen gradueel 'afdalen' naar een makkelijker onderwijsvorm. De 'hiërarchische volgorde is: vwo-gymnasium - mbo - havo - kort-mbo - mavo - vmbo - ivbo - svo. 'Afstroom' wordt in Vlaanderen 'watervaleffect' genoemd.

aggregatie
Diploma dat een student behaalt die de universitaire lerarenopleiding met succes heeft afgerond. Het diploma stelt hem in staat les te geven in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs en in het hoger onderwijs (ho). Zie ook: geaggregeerde.

alleenstaande minderjarige asielzoeker
(ama) Asielzoeker jonger dan achttien jaar die alleen, dat wil zeggen zonder meerderjarige bloed- of aanverwant, naar Nederland of België komt. Een meerderjarige bloed- of aanverwant kan een ouder zijn of ook bijvoorbeeld een meerderjarige broer.

Algemene Vereniging van Schoolleiders
(AVS) De AVS is een vak- en beroepsorganisatie voor schoolleiders en hun scholen van het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs in Nederland. Website: www.avs.nl.

algemeen vormend onderwijs
(avo) Opleidingen die niet direct gericht zijn op het uitoefenen van een beroep, met name vmbo, havo en vwo.

algemeen secundair onderwijs
(aso) Algemene theoretische vorming die jongeren in de eerste plaats voorbereidt op een hogere studie.

algemeen voortgezet onderwijs
(avo) Verzamelterm voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo).

algemeen pedagogisch studiecentrum
(aps) Een van de landelijke pedagogische centra in Nederland. Het aps houdt zich bezig met nascholingsactiviteiten, methodiekontwikkeling voor kwaliteitszorg, en begeleiding bij de invoering van deze methodes in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het aps begeleidt en adviseert de docenten en het management van scholen en onderwijsinstellingen. De vakgroep Talen van het aps houdt zich bezig met taalonderwijs in het voortgezet onderwijs (taalaanpak in alle vakken, talen & ICT, taalbeleid op school en ondersteuning van leerlingen met taalproblemen). Website: www.aps.nl. Website vakgroep Talen: www.aps.nl/talen-.

ambachtsschool
Synoniem voor lager beroepsonderwijs (lbo).

ambulant begeleider
Zie: Weer Samen Naar School.

amanuensis
Een technisch geschoold persoon die helpt bij het voorbereiden en uitvoeren van natuurkundige en scheikundige proeven in laboratoria en scholen.

Anton de Komuniversiteit van Suriname
(Adekus) De Anton de Komuniversiteit van Suriname telt momenteel drie faculteiten: de faculteit der Maatschappijwetenschappen met zes studierichtingen en veertien afstudeerrichtingen, de faculteit der Medische Wetenschappen met twee studierichtingen en de faculteit der Technologische Wetenschappen met zes studierichtingen en dertien afstudeerrichtingen. De Adekus heeft ook nog twee onderzoeksinstituten: het Instituut voor Toegepaste Technologie (Intec) en het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMWO). Website: www.uvs.edu.

anders-alfabeten
Mensen die een ander schrift dan het Latijnse schrift beheersen.

anderstalige nieuwkomers
Anderstalige nieuwkomers (voorheen officieel neveninstromers geheten) zijn leerlingen die heel recent uit het buitenland zijn gekomen en in het Nederlandstalige onderwijs terechtkomen. Zij voldoen aan de volgende voorwaarden: ze zijn tussen vijf en achttien jaar oud; ze hebben een andere taal dan het Nederlands als moedertaal; ze beheersen de Nederlandse onderwijstaal onvoldoende om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen; ze hebben geen Belgische of Nederlandse nationaliteit; ze hebben nog geen volledig schooljaar onderwijs gevolgd in een school met het Nederlands als onderwijstaal. In bepaalde gevallen kan een school een onthaalklas inrichten voor anderstalige nieuwkomers die er school lopen.

artistiek hoger onderwijs
Het hoger onderwijs voor sociale promotie (hosp) is opgedeeld in aan aantal categorieën, die op hun beurt een aantal opleidingen (afdelingen) groeperen. Het artistiek hoger onderwijs korte type is er daar één van. Het omvat twee studierichtingen, nl. bouwkunde en openbare werken. Voor meer info: www.ond.vlaanderen.be (surf naar onderwijsaanbod, onderwijs sociale promotie).

assistent in opleiding
(aio) De universitaire doctorandus- of mastertitel geeft toegang tot universitaire promotie, met name de graad van doctor (dr., of in het buitenland: Ph.D.). De promovendus die dit in de hoedanigheid van assistent in opleiding (aio) doet, is als werknemer in dienst van de universiteit. Onder de begeleiding van de promotor werkt hij of zij gedurende vier jaar aan zijn proefschrift.

atheneum
Een van de drie schooltypes van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12 tot 18 jaar. Andere schooltypen in het vwo zijn het gymnasium en het lyceum. Aan het atheneum wordt geen Grieks en Latijn gegeven. In sommige gevallen is het mogelijk deze vakken als keuzevak te volgen. Het vwo is de zwaarste vervolgopleiding na het basisonderwijs in Nederland. De opleiding duurt zes jaar en bereidt jongeren voor op een studie aan de universiteit. Opgelet: in Vlaanderen heeft atheneum een andere betekenis.

atheneum
Scholen in het secundair onderwijs die behalve algemeen (aso) ook kunst- (kso), technisch (tso) en beroepsonderwijs (bso) geven, heten 'atheneum' (athénée) als het gaat om officiële (neutrale) scholen en 'lyceum' of 'college' als het gaat om vrije scholen. Instellingen waar technisch of beroepsonderwijs wordt gegeven, worden meestal 'instituut' genoemd. Opgelet: in Nederland heeft atheneum een andere betekenis.

attest
(A, B, C) Aan het eind van een leerjaar in het secundair onderwijs behaalt een leerling een oriënteringsattest dat zijn-haar overgang naar een hoger jaar al of niet mogelijk maakt. De leerling krijgt: een A-attest: de leerling is geslaagd; hij kan zonder enige beperking naar een volgend leerjaar overgaan en vrij kiezen welke studierichting hij wil volgen; een B-attest: de leerling is geslaagd, maar kan in een volgend leerjaar niet kiezen voor één of verschillende onderwijsvormen en-of studierichtingen. Dit wordt clausulering genoemd. De school in kwestie bepaalt tot welke onderwijsvormen en-of studierichtingen de leerling toegang krijgt en tot welke niet. De school moet meedelen waarom ze deze beslissing neemt. Wil de leerling toch een richting volgen waarvoor de school geen toegang gaf, dan kan hij-zij beslissen om het jaar over te doen en zo proberen een oriënteringsattest A te behalen; een C-attest: de leerling is niet geslaagd en moet zittenblijven. De school deelt de reden van deze beslissing mee. Ook als een leerling tijdens het schooljaar van school verandert krijgt hij bij de overstap naar zijn nieuwe school, een oriënteringsattest C mee, dit als bewijsstuk dat hij-zij de lessen van het schooljaar gevolgd heeft. Ouders kunnen in beroep gaan tegen de beslissing van de school.

autonome school
School die zich in zijn aanbod beperkt tot één onderwijsniveau, bv. autonome kleuterschool (enkel kleuteronderwijs), autonome lagere school (enkel lager onderwijs), autonome middenschool (enkel de eerste graad van het secundair onderwijs).

Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs
(ARGO) Vroegere benaming voor de inrichtende macht van het Gemeenschapsonderwijs. De inrichtende macht van het Gemeenschapsonderwijs (GO!) wordt nu de Raad van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap of Raad van het GO! genoemd Website: www.gemeenschapsonderwijs.be. Zie ook: onderwijsnetten in Vlaanderen.

Automatisch Documentatie- en Informatiesysteem voor het Onderwijs in Vlaanderen
(ADIOV) Databank van onderwijsdocumenten die aanwezig zijn op het departement Onderwijs, meer bepaald in de afdeling Informatie en Documentatie - Hendrik Consciencegebouw - Koning Albert II-laan 15 - 1210 Brussel. In de databank worden boeken, naslagwerken, tijdschriftartikels, cd-roms en persartikels beschreven aan de hand van trefwoorden en een korte inhoud. Alleen personeelsleden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming kunnen documenten uitlenen. Alle geïnteresseerden kunnen de documenten ter plaatse raadplegen en tijdschriftartikels kopiëren Website: www.ond.vlaanderen.be-adiov.

AVI-niveau
(AVI) Systeem waarmee men de technische leesvaardigheid van kinderen en het leestechnisch niveau van teksten meet. AVI staat voor 'analyse van individualiseringsvormen' en heeft in het basisonderwijs grote bekendheid gekregen. Het ontstond in 1977 als KPC-project, dat zich richtte op het individualiseren van het leesonderwijs. In de oorspronkelijke versie werden er negen AVI-niveaus onderscheiden, in de vernieuwde versie (die beheerd wordt door Cito) zijn er twaalf niveaus.

basisvorming
Sinds 1993 beginnen alle leerlingen het voortgezet onderwijs met een periode van basisvorming van drie jaar, ongeacht het feit of ze vmbo, havo of vwo volgen. Het doel is een brede vorming te geven aan leerlingen tussen 12 en 15 jaar. Er is geen strikte scheiding tussen algemene en technische vakken. Basisvorming is geen schooltype, maar een inhoudelijke vernieuwing die geldt voor alle schooltypen binnen het voortgezet onderwijs die aanvangen na het basisonderwijs.

basisonderwijs
(bao) Overkoepelende term voor kleuteronderwijs (ko) en lager onderwijs (lo).

basiseducatie
(be) Onderwijs aan volwassenen gericht op het aanleren en verbeteren van basisvaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij. De onderwijsvorm is bestemd voor in Nederland en Vlaanderen wonende autochtone en allochtone volwassenen die niet leerplichtig zijn en een onderwijsachterstand hebben of laaggeschoold zijn. Basiseducatie vervult een belangrijke rol bij de integratie van allochtonen. Vlaanderen: In Vlaanderen maakt basiseducatie deel uit van het volwassenenonderwijs(vroeger onderwijs voor sociale promotie). Lokale centra, verspreid over het Vlaamse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, organiseren opleidingsprogramma's taal, wiskunde, maatschappijoriëntatie en ICT. Website: www.basiseducatie.be Zie ook: Vlaams Ondersteuningscentrum voor Basiseducatie (VOCB). Nederland: In Nederland zijn de basiseducatie en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) sinds 1998 samengevoegd onder de noemer educatie. Deze vorm van onderwijs vindt plaats in regionale opleidingencentra. In 1998 waren er in Nederland 54 instellingen voor basiseducatie.

basisberoepsgerichte leerweg
Zie: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo).

basiscompetenties
De kennis, vaardigheden en attitudes waarover elke afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier in een beroep te kunnen stappen en er te functioneren. Meer specifiek wordt 'basiscompetenties' ook gebruikt voor de doelen waaraan gewerkt wordt in opleidingen voor volwassenenonderwijs in Vlaanderen, georganiseerd door CVO's. Vergelijk met: ontwikkelingsdoelen.

bachelor-master
(bama) Populaire aanduiding voor de bachelor-masterstructuur. Dat is een nieuw Europees organisatiemodel voor het hoger onderwijs naar Angelsaksisch model, dat bestaat uit een driejarige wetenschappelijke bacheloropleiding gevolgd door een masteropleiding. Omdat het de bedoeling is het studiejaarsysteem af te schaffen, is het eigenlijk beter om te spreken over een bachelor van 180 studiepunten, gevolgd door een master van 60 of 120 studiepunten (uitzonderlijk zelfs iets omvangrijker). Het bachelor-masterstelsel is een nadere uitwerking van de afspraken die 29 Europese landen in 1999 in Bologna hebben gemaakt om tegen 2009 te komen tot één Europese hogeronderwijsruimte. Elk land streeft naar onderling vergelijkbare graden in het hoger onderwijs. Zo zal het hogeronderwijssysteem in elk land gebaseerd zijn op twee cycli: 'undergraduate' en 'graduate'. Niet de duur van een opleiding maar het behaalde eindniveau is het criterium waarmee men opleidingen internationaal kan vergelijken. In de Bolognaverklaring zijn ook afspraken gemaakt over meer samenwerking op het gebied van kwaliteitszorg en curriculumontwikkeling.

bachelor
Zie: bachelor-master.

bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding
Verlening van bevoegdheid tot lesgeven in een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (havo en mavo), voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) of praktijkonderwijs. In Vlaanderen vergelijkbaar met bewijs van pedagogische bekwaamheid.

beroepsvoorbereidend onderwijs
Zie: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo).

bevoegdheidsbewijs
Zie: bekwaamheidsbewijs.

bewijs van bekwaamheid
Verlening van bevoegdheid tot het geven van basis­onderwijs. In Vlaanderen vergelijkbaar met bewijs van pedagogische bekwaamheid.

bewijs van pedagogische bekwaamheid
(bpb) Getuigschrift dat aangeeft dat de houder ervan een pedagogische scholing gevolgd heeft. Een bekwaamheidsbewijs bestaat uit verschillende elementen: het basisdiploma: bijvoorbeeld diploma van master van de taal en letteren, diploma van geaggregeerde lager secundair onderwijs (=regent), diploma van hoger technisch onderwijs; een bewijs van pedagogische bekwaamheid: bijvoorbeeld diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs. Opgelet: sommige diploma's - bijvoorbeeld van (kleuter)onderwijzer, van regent - combineren in één diploma zowel het basisdiploma als het bewijs van pedagogische bekwaamheid; eventueel nuttige ervaring: voor een aantal ambten of vakken kan de praktijkervaring, d.i. de tijd waarin men als werknemer of zelfstandige een beroep of ambacht uitoefende buiten het onderwijs, , als een onderdeel van het bekwaamheidsbewijs erkend worden. In Nederland vergelijkbaar met het bewijs van bekwaamheid en het bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding.

beroepsvervolmaking
Professionele nascholing, vorming.

beroepsvoorbereidend leerjaar
(bvl) Tweede leerjaar in het secundair onderwijs dat voorbereidt op een bso-richting. Vervolg op het eerste leerjaar B.

beroepsvereniging van docenten Nederlands als tweede taal
(BVNT2) Deze Nederlands-Vlaamse vereniging biedt docenten (Nl)-leraren (Vl) NT2 een platform voor informatie-uitwisseling, belangenbehartiging en deskundigheidsbevordering, advies, ondersteuning. De beroepsvereniging organiseert onder andere de jaarlijkse NT2-conferentie. Meer info: http://www.bvnt2.org.

beroepssecundair onderwijs
(bso) Het bso of beroepssecundair onderwijs is een van de vier onderwijsvormen waarvoor jongeren na de eerste twee jaren van het secundair onderwijs kunnen kiezen. Deze onderwijsvorm richt zich op jongeren die vooral al doende leren. In de derde graad worden hun lesuren opgesplitst in praktijk en stage enerzijds en algemene vorming en technische scholing anderzijds. Het bso wil leerlingen tot het niveau brengen van de startende vakman. Leerlingen die afstuderen in het bso behalen een getuigschrift in het zesde jaar. Slagen ze in een aansluitend zevende jaar, dan behalen ze het diploma secundair onderwijs, dat hen het recht geeft een hogere studie aan te vatten. Opmerkingen: Op middellange termijn zullen bso-scholen een modulair systeem aanbieden. Ze stappen af van het jaarklassenmodel en de leerlingen kunnen per onderdeel van bewezen vakkennis een attest behalen. Deze modulaire opbouw is momenteel in een experimenteerfase. Er bestaat in het bso ook een vierde graad. Die start na het zesde jaar. Een voorbeeld is de driejarige opleiding voor verpleegkundige. Daarnaast bestaan in deze graad ook de tweejarige richtingen kleding en plastische kunsten. Zie ook: asbo.

beroepsprofiel
Een beroepsprofiel is een omschrijving van de eisen en de kwalificaties waaraan een beroepsbeoefenaar tenminste moet voldoen om gekwalificeerd te kunnen worden als een goede beroepsbeoefenaar. De beroepsprofielen worden door de sociale partners opgesteld en dienen als uitgangspunt voor de daarop te baseren eindtermen.

beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
(bve) Overkoepelende benaming voor beroepsopleidingen en de volwasseneneducatie. Zo'n 39 procent van de Nederlandse beroepsbevolking heeft een beroepsopleiding achter de rug. Elk jaar kiezen ongeveer 435 000 jongeren voor een beroepsopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).

beroepsopleidende leerweg
(bol) Ook 'mbo-dagonderwijs' genoemd. De beroepsopleidende leerweg (bol) is een richting in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) (en wordt dus gegeven aan een roc of een Agrarisch Opleidingscentrum (AOC)). Een beroepsopleidende leerweg omvat een praktijkdeel van tenminste 20% en minder dan 60%. Er wordt in deze opleiding meer tijd in school doorgebracht dan bij de andere leerweg in het middelbaar beroepsonderwijs: de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).

beroepspraktijkvorming
(bpv) Iedere mbo-opleiding bevat een praktijkdeel, . Dat wordt in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) beroepspraktijkvorming (BPV) genoemd.

beroepskwalificatie
Iemand heeft een beroepskwalificatie op een bepaald niveau als hij-zij in het bezit is van een diploma primair leerlingwezen, vbo, mbo-lang of -kort, hbo en wo. Zie ook: beroepsniveau.

beroepsniveau
Kwalificatie van het beroep. De Standaard Beroepen Classificatie 1992 (CBS) onderscheidt vijf beroepsniveaus: elementaire beroepen (bv. productiemedewerkers, vakkenvullers, interieurverzorgers), lagere beroepen (bv. vissers, metaalarbeiders, concierges, bouwvakkers, verkopers, chauffeurs), middelbare beroepen (bv. laboranten, verplegers, bakkers, secretaresses, boekhouders), hogere beroepen (bv. leerkrachten-docenten, projectleiders, therapeuten, schrijvers, journalisten) en wetenschappelijke beroepen (bv. onderwijskundigen, artsen, economen, informatici). Zie ook: Website CBS.

beroepsonderwijs
Zie: bso, beroepssecundair onderwijs. Opgelet: In Nederland heeft beroepsonderwijs een andere betekenis.

beroepskolom
De doorstroom van vmbo via mbo naar hbo heet de beroepsonderwijskolom of kortweg de beroepskolom. De verbetering van deze doorstroom is een prioriteit voor het Nederlandse ministerie van Onderwijs, gezien het tekort aan goed opgeleide vakmensen. Zie ook: het dossier beroepskolom van het ministerie voor OCW.

beroepsbegeleidende leerweg
(bbl) De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is een vorm van middelbaar beroepsonderwijs (mbo) waarbij het praktijkdeel zestig procent of meer van de studieduur bedraagt. Het aandeel praktijkervaring is dus meer dan in de beroepsopleidende leerweg (

BENT2-plannen
In de basiseducatie (be) in Vlaanderen zijn de eindtermen-basiscompetenties voor Nederlands als Tweede Taal geformuleerd in opleidingsprofielen, genaamd de BENT2-plannen. De eindtermen zijn onderverdeeld in modules. Elke module omvat 60u. Het uitstroomniveau van de basiseducatie in Vlaanderen is A2 (richtgraad 1).

bekwaamheidsbewijs
Bewijs van professionele bekwaamheid dat gekoppeld is aan het lerarendiploma. Het bewijs van bekwaamheid bepaalt: welke ambten (bv. leraar secundair onderwijs, kleuteronderwijzer, leermeester lichamelijke opvoeding ...) een leraar mag uitoefenen; welke vakken hij-zij mag geven; in welk soort onderwijs (bv. gewoon of buitengewoon), het onderwijsniveau (bv. kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs), de onderwijsvormen en de graden waarin een leraar mag lesgeven; in welke weddeschaal hij-zij bezoldigd zal worden; of een leraar al of niet vast benoemd kan worden. Zie ook: bewijs van pedagogische bekwaamheid.

behandelingsplan
In het buitengewoon onderwijs wordt geen gebruik gemaakt van kindvolgsystemen om de kinderen in hun ontwikkeling te volgen, maar gebruikt men behandelingsplannen. Een behandelingsplan is het resultaat van een weloverwogen gedachtevorming over de maatregelen die getroffen moeten worden ten aanzien van de doelstellingen, de inhouden, de relaties, de organisatie en de evaluatie betreffende opvoeding en onderwijs. Deze beogen een verbetering voor het kind of voor een groep van kinderen. Er zijn drie niveaus van behandelingsplannen, namelijk: het individueel handelingsplan; het groepswerkplan; het schoolwerkplan.

begeleid zelfstandig leren
(bzl) Een soort onderwijs waarbij een leerling zelfstandig werkt of leert (alleen of in groep) en er tussen de leerling en leerkracht een gedeelde sturing is van het leerproces. Zie ook: open leercentrum.

begeleidende klassenraad
Orgaan dat binnen elke school verantwoordelijk is voor het onderwijs en de vorming van een bepaalde groep leerlingen (klas, jaar, graad ...), de evaluatie van hun vorderingen en het advies over hun toelating tot het volgende leerjaar. Deze klassenraad kan niet beslissen over het al of niet geslaagd zijn van een leerling. Zie daarvoor: delibererende klassenraad. In begeleidende klassenraad hebben zitting: het instellingshoofd of zijn afgevaardigde (voorzitter) en het betrokken onderwijzend personeel (stemgerechtigd). Dit kan worden uitgebreid door de aanwezigheid van de onderdirecteur, werkplaatsleider en-of werkmeester; administratief en-of opvoedend hulppersoneel; een deskundige van buiten de onderwijsinstelling in onderwijsvormen en leerjaren die een geïntegreerde proef inhouden(raadgevend); een personeelslid van de centra voor leerlingbegeleiding (adviserend).

begeleid individueel studeren
(BIS) Vorm van volwassenenonderwijs. Schriftelijke formule met gedrukte cursussen, aangevuld met didactisch materiaal. Cursisten verwerken de leerstof thuis, maken opdrachten en versturen die naar de BIS-opleiding. Een begeleider corrigeert de taken en geeft extra uitleg, indien nodig. Sinds 2003 is BIS een virtueel platform en verloopt de communicatie en uitwisseling van studiepakketten digitaal. Sinds 2007 is deze vorm van afstandsonderwijs uitsluitend bedoeld voor volwassenen die een getuigschrift of diploma willen behalen voor de Examencommissies van de Vlaamse Gemeenschap en voor gedetineerden. Website: www.ond.vlaanderen.be-bis.

bissen
Een studiejaar overdoen. Synoniemen: : zittenblijven, doubleren. In Vlaanderen noemt men dit verder ook 'dubbelen' en 'overzitten'. Afgeleide woorden: 'bisser', 'bisjaar'.

bijzondere school
Generieke term voor scholen die opgericht zijn door de privésector, maar gesponsord worden door de publieke sector. Zij moeten voldoen aan dezelfde voorwaarden als de instituten uit de publieke sector. Bijzondere scholen werken vanuit een bepaalde godsdienst of levensovertuiging: rooms-katholiek, protestants-christelijk, joods, islamitisch, hindoeïstisch, humanistisch of vrij (deze laatste noemt men vrije scholen). In Vlaanderen vergelijkbaar met de confessionele school. Zie ook: bijzonder onderwijs.

bijzonder onderwijs
(bo) Onderwijs dat wordt gegeven op scholen die door een vereniging of stichting worden bestuurd. Gaat uit van een bepaalde godsdienst of levensovertuiging en-of een bepaalde opvoedings- of onderwijsmethode. Opgelet: in Vlaanderen heeft bijzonder onderwijs een andere betekenis.

bijzondere pedagogische taken
(bpt) Deel van het lestijdenpakket dat scholen kunnen gebruiken om bijzondere pedagogische taken uit te voeren. De lestijden (ook: bpt-uren) kunnen toegewezen worden aan het onderwijzend personeel, het paramedisch personeel en het medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel, maar uitsluitend voor schoolgebonden opdrachten. Ze zijn gericht op het optimaliseren van de pedagogisch-didactische organisatie. Dit kan onder meer gebeuren door het toekennen van coördinatieopdrachten aan personeelsleden. De uren mogen ook toegekend worden aan een directeur die met een gedeeltelijke onderwijsopdracht belast is. Scholen mogen maximum drie procent van het toegekende lestijden- en urenpakket reserveren voor bijzondere pedagogische taken.

bijzonder onderwijs
(bo) Officieuze benaming voor het buitengewoon onderwijs (vergelijkbaar met speciaal onderwijs in Nederland). Opgelet: in Nederland heeft bijzonder onderwijs een andere betekenis.

Bolognaverklaring
Beginselverklaring over het creëren van een Europese ruimte voor hoger onderwijs. De verklaring werd op 19 juni 1999 ondertekend door 29 Europese ministers van Onderwijs in de Italiaanse stad Bologna. De principes van de Bolognaverklaring zijn: de overheid (niet de privésector) neemt het initiatief de kennismaatschappij bij zoveel mogelijk Europeanen te brengen; de mobiliteit in Europa wordt bevorderd door vergelijkbare diploma's (het bachelor-masterstelsel); overdracht van studiepunten; uitwisseling van studenten en docenten; samenwerking tussen opleidingsinstituten wordt bevorderd; onafhankelijke kwaliteitscontrole. De bijeenkomst van Bologna kreeg een vervolg in conferenties in Praag, Berlijn en het Noorse Bergen (mei 2005). Meer dan 1 600 opleidingsinstituten uit 46 landen of regio's zijn vandaag aangesloten via hun regeringen. Daaronder ook landen van buiten de Europese Unie.

brugklas
Eerste jaar van het secundair onderwijs voor leerlingen vanaf 11 jaar die geen getuigschrift basisonderwijs behaalden, ook eerste leerjaar B of brugjaar genaamd. Voor deze brugklas wordt een apart kerncurriculum vastgelegd. Na de brugklas kunnen leerlingen overstappen naar het eerste jaar A of naar het tweede beroepsvoorbereidende leerjaar (bvl).

brossen
Informele benaming voor 'spijbelen'. Afgeleid woord: 'brosser'.

brede school
Samenhangend netwerk van toegankelijke en goede voorzieningen voor kinderen, jongeren en gezin, met de school als middelpunt. Het systeem is opgericht met drie doelen: de ontwikkelingskansen van kinderen vergroten, een continue ontwikkelingslijn realiseren en een sluitend netwerk rond het kind creëren. Inhoudelijke samenwerking tussen scholen en andere instellingen is hét kenmerk van brede scholen. Hoe die samenwerking vorm krijgt, met welke instellingen een school samenwerkt en wat ze daarmee wil bereiken, hangt af van plaatselijke behoeften en omstandigheden. Brede scholen zijn er dus in vele soorten en maten. Ze zijn ook overal te vinden.

Bureau voor Nieuwkomers
Het Bureau voor Nieuwkomers helpt immigranten in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen. Het bureau voert daarmee de Wet Inburgering Nieuwkomers (Win) uit. Deze wet is door de Nederlandse overheid in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat deze mensen zich zo snel mogelijk zelfstandig kunnen redden. Het Bureau voor Nieuwkomers verplicht nieuwkomers van buitenlandse afkomst om een inburgeringsprogramma te volgen. Dat bestaat uit de volgende onderdelen: gemiddeld 600 uur Nederlandse taal; een cursus maatschappijoriëntatie; een cursus beroepenoriëntatie; maatschappelijke begeleiding; trajectbegeleiding. Immigranten moeten het inburgeringsprogramma binnen een jaar afronden door een landelijke toets Nederlandse taal en Maatschappijoriëntatie af te leggen. Na afronding ontvangen zij het 'inburgeringscertificaat'.

buizen
Gemeenzame uitdrukking voor 'zakken', 'niet slagen voor een examen'. Naar analogie met het werkwoord buizen, wordt ook wel over 'een buis' gesproken: 'Hij heeft dit jaar vijf buizen.'

Bureau Interculturele Evaluatie
(Bureau ICE) Bureau ICE is actief op het gebied van taal en toetsing. Sinds de oprichting in 1990 heeft Bureau ICE een belangrijke rol gespeeld in de wereld van NT2 en inburgering. Bureau ICE is marktleider op het terrein van NT2-toetsing en projectleider van het inburgeringsexamen. Daarnaast ontwikkelt Bureau ICE al ruim 20 jaar taaltoetsen, traint het docenten in dit vakgebied, en helpt het scholen actief op weg met het vormgeven en het concreet uitvoeren van taalbeleid.

buitengewoon secundair onderwijs
(buso) Onderwijs voor tot jongeren van 13 tot 21 jaar met een handicap of met leer- of opvoedingsmoeilijkheden. De structuur van het buitengewoon secundair onderwijs bestaat uit vier opleidingsvormen. Binnen elke opleidingsvorm kan men leerlingen uit verschillende types samenbrengen. Er zijn zeven types: type 1: voor jongeren met een lichte mentale handicap; type 2: voor jongeren met een matige of ernstige mentale handicap; type 3: voor jongeren met karakteriële stoornissen; type 4: voor jongeren met een fysieke (= lichamelijke) handicap; type 5: voor langdurig zieke jongeren; type 6: voor jongeren met een visuele handicap; type 7: voor jongeren met een auditieve handicap. De onderverdeling in opleidingsvormen heeft te maken met de doelstellingen die men nastreeft. Zie ook: buitengewoon onderwijs. In Nederland spreekt men van speciaal voortgezet onderwijs.

buitengewoon onderwijs
Niet-officieel ook 'bijzonder onderwijs' genoemd. Onderwijsvorm bedoeld voor leerlingen die tijdelijke of permanent speciale hulp nodig hebben. Mogelijke redenen daarvoor zijn een lichamelijke of geestelijke handicap, ernstige gedragsproblemen, emotionele problemen, zware leerstoornissen. Er zijn drie onderwijsniveaus: bko (buitengewoon kleuteronderwijs) voor leerlingen van 2,5 tot 6 à 8 jaar; blo (buitengewoon lager onderwijs) voor leerlingen van 6 tot 13 à 15 jaar (bko en blo vormen samen het buitengewoon basisonderwijs); buso (buitengewoon secundair onderwijs) voor leerlingen van 13 (eventueel 12) tot 21 jaar of ouder. De start- en eindleeftijd wordt gedeeltelijk bepaald door de aard van de handicap of het probleem. De term buitengewoon onderwijs wordt ook gebruikt in Nederland, maar officieel spreekt men daar van speciaal onderwijs.

buitengewoon kleuteronderwijs
(bko) Buitengewoon onderwijs voor leerlingen met speciale behoeften uit het kleuteronderwijs.

buitengewoon lager onderwijs
(blo) Buitengewoon onderwijs voor leerlingen met speciale behoeften uit het lager onderwijs. Zie ook: buitengewoon basisonderwijs.

buitengewoon basisonderwijs
(bbo) Onderwijsvorm bedoeld voor kinderen die tijdelijk of permanent speciale hulp nodig hebben. Mogelijke redenen daarvoor zijn een lichamelijke of geestelijke handicap, ernstige gedragsproblemen, emotionele problemen, zware leerstoornissen etc. In het buitengewoon basisonderwijs onderscheidt men acht types: kinderen met een lichte mentale handicap; kinderen met een matige of zware mentale handicap; kinderen met ernstige emotionele problemen en-of gedragsproblemen; kinderen met een lichamelijke handicap; kinderen die voor langere tijd zijn opgenomen in een ziekenhuis; kinderen met een visuele handicap; kinderen met een auditieve handicap; kinderen met ernstige leerstoornissen. Een school voor buitengewoon basisonderwijs kan een of meer types organiseren. Type 1 en 8 worden niet georganiseerd in het buitengewoon kleuteronderwijs (bko). Voor Nederland, zie: 'Speciaal Onderwijs'.

Certificaat Nederlands als Vreemde Taal
(CNaVT) Project van de Katholieke Universiteit Leuven, België en de Universiteit van Amsterdam, Nederland, onder auspiciën van de Nederlandse Taalunie. Het CNaVT ontwikkelt examens Nederlands als Vreemde Taal (NaVT) en stelt een toetsenbank samen voor leerkrachten Nederlands over de hele wereld. Website: www.cnavt.org.

Centrum voor Volwassenenonderwijs
(CVO) Een instelling waarin volwassenen onderwijs kunnen volgen.

certificaat
Officieel bewijs van met succes geleverde prestaties voor een afgerond leergeheel (vak, cursus ...). Voor een met succes afgerond vak of deelkwalificatie kan een leerling-cursist een certificaat krijgen. Meerdere certificaten kunnen leiden tot een diploma, ter afsluiting van een volledige opleiding. Certificaten worden behaald in het algemeen vormend onderwijs (avo), het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), educatie en beroepsonderwijs (sinds 1 augustus 1997) en de Open Universiteit.

Centrum voor Taal en Spraak
Het Centrum voor taal en spraak (UIA Antwerpen) is in 2006 opgegaan met het ICTL-Steunpunt Taal en Communicatie (UFSIA Antwerpen) en Didascalia in Linguapolis, naar aanleiding van de fusie van de Antwerpse universiteiten UFSIA en UA.

Centrum voor Taal en Onderwijs
(CTO) Het CTO (vroegere naam: Centrum voor Taal en Migratie) is een universitair centrum verbonden aan de K.U.Leuven dat al sinds 1990 het taalvaardigheidsonderwijs Nederlands in Vlaanderen ondersteunt door middel van onderzoek, de ontwikkeling van materialen en het bieden van begeleiding en nascholing.

Centrum voor Taal en Migratie
(CTM) De oude benaming voor wat sinds 2006 Centrum voor Taal en Onderwijs heet.

Centrum voor Leerlingenbegeleiding
(CLB) Vroeger 'PMS-MST'. Door de overheid gefinancierde dienst waarop leerlingen, ouders, leerkrachten en schooldirecties een beroep kunnen doen voor informatie, hulp en begeleiding. Het CLB waakt over het welbevinden van leerlingen en speelt een belangrijke rol bij de contacten tussen leerlingen, ouders, school, welzijns- en gezondheidsinstellingen. De begeleiding door het CLB is gratis en werkt op vier domeinen: leren en studeren; de schoolloopbaan; preventieve gezondheidszorg; sociaal-emotionele ontwikkeling. De CLB's zijn per onderwijsnet georganiseerd. De Nederlandse pendant is schoolbegeleidingsdienst.

Centrale voor Studie- en Beroepsoriëntering
(CSBO) Voormalige naam van de koepelorganisatie van de vrije centra voor leerlingbegeleiding (CLB's). Nu VCLB-Koepel.

Centrum voor Basiseducatie
(CBE) Een onafhankelijke, pluralistische instelling waar laaggeschoolde volwassenen lessen kunnen volgen om beter mee te kunnen in de maatschappij.

Centrum voor Educatieve Dienstverlening
(CED) Synoniem voor schoolbegeleidingsdienst.

Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven
(CEVO) De CEVO is in 2010 opgegaan in het College voor Examens (CvE).

Centrale Opleiding voor Verpleegkundige en Aanverwante Beroepen
(Covab) Covab is een overheidsinstelling voor verpleegkundig beroepsonderwijs. Zij biedt een negental opleidingen aan. Tot de hogere opleidingen worden gerekend: de opleiding tot leraar in de verpleegkunde, de opleiding voor verpleegkundige in de maatschappelijke zorg, de managementopleiding voor kaderpersoneel en de opleiding tot anesthesieverpleegkundige.

centraal schriftelijk en praktisch examen
(cspe) Samentrekking van cse (centraal schriftelijk examen) en cpe (centraal praktisch examen). Sinds 2005 de enige examenvorm voor het centraal examen (ce) in het beroepsgerichte programma (afdelingsvak of intrasectoraal programma) in de basisberoepsgerichte leerweg (bb). Daarin wordt de vaktheorie uit het beroepsgerichte vak gekoppeld aan de praktijkopdrachten.

centraal register beroepsopleidingen
(crebo) Het centraal register beroepsopleidingen (crebo) is een verzameling van gegevens die betrekking hebben op de opleidingen uit het beroepsonderwijs die door de bekostigde en niet-bekostigde instellingen verzorgd worden. Het crebo bevat een overzicht van opleidingen per instelling en registreert voor elke deelkwalificatie welke exameninstellingen de externe legitimering kunnen verzorgen.

Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling
(Cito) Instituut dat standaardtesten, examens en examensystemen ontwikkelt voor het basisonderwijs en de basisvorming. Via het Cito-leerlingvolgsysteem kan men resultaten van een individuele school vergelijken met landelijke gemiddelden. De Cito-groep meet (leer)prestaties om leerlingen en cursisten enerzijds en onderwijsleerprocessen en onderwijssystemen anderzijds te beoordelen. Naast het ontwikkelen en aanbieden van toetsen ondersteunt de Cito-groep organisaties en onderwijsgevenden met advies, training en cursussen op het gebied van toetsing en evaluatie. Website: www.citogroep.nl.

Centra voor Middenstandsopleiding
Oude benaming voor Syntra.

centraal examen
(ce) Afsluitend examen van het voortgezet onderwijs (vo) in Nederland. Het centraal examen kent verschillende soorten toetsen: Het vmbo basisberoepsgerichte leerweg kent voor de praktijkvakken een centraal schriftelijk en praktisch examen (cspe) en uitsluitend voor de algemeen vormende vakken een centraal schriftelijk examen (cse); Het vmbo kaderberoepsgerichte leerweg heeft naast het cse (centraal schriftelijk examen), voor de praktijkvakken ook nog een cie (centrale integratieve eindtoets); vmbo gemengde leerweg, vmbo theoretische leerweg, havo en vwo hebben alleen een cse (centraal schriftelijk examen).

CED-Groep
Voorheen het Centrum Educatieve Dienstverlening. Organisatie die werkt aan kwaliteitsverbetering in onderwijs en jeugdzorg. De voornaamste werkvelden van de CED-Groep zijn de vve-sector (voor- en vroegschoolse educatie), scholen voor so), het voortgezet onderwijs (