het geloof zelfst.naamw. Uitspraak: [ xəˈlof ] Afbreekpatroon: ge·loof Verbuigingen: geloven (meerv.) 1) overtuiging dat iets waar is of bestaat ergens geen geloof aan hechten (iets niet geloven) op goed geloof (in het vertrouwen dat het waar is) 2) overtuiging dat er een opperwezen bestaat Voorbeelden: 'het kath...
1) Veronderstelling 2) Blijk 3) Vertrouwen 4) Aanneming 5) Credo 6) Religieuze groep 7) Religie 8) Godsdienst 9) Vaste overtuiging 10) Vast vertrouwen 11) Overtuiging 12) Godsvrucht 13) Godsdienstige overtuiging 14) Gezindte 15) Confessie 16) Confidentie 17) Mening 18) Fiducie 19) Fides 20) Gezindheid 
vertrouwen in het bestaan van een god vb: het christelijke geloof bestaat al vele eeuwen
•godsdienst •de overtuiging dat iets zo is.
vertrouwen in de waarheid van iets; godsdienst
Het volledig of standvastig geloven in het bestaan, de kracht en de goedheid van een opperwezen.
godsdienst
1 Vertrouwen in de waarheid van iets 2 Vast en onwankelbaar geloof in God en Gods woord <=> ongeloof 3 Godsdienst