minachten werkw. Uitspraak: [ 'mɪnɑxtə(n) ] Afbreekpatroon: min·ach·ten Vervoegingen: minachtte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geminacht (volt.deelw.) (iemand) onbelangrijk en waardeloos vinden Voorbeeld: 'mensen minachten vanwege hun geloof' Antoniem: respecteren Synoniemen: geringschatten verachten bewonderen (antoniem) hoog...
1) Denigreren 2) Depreciëren 3) Geringachten 4) Geringschatten 5) Kleineren 6) Misachten 7) Neerkijken 8) Neerzien op 9) Verachten 10) Versmaden 1) Denigreren 2) Geringschatten 3) Kleineren 4) Neerkijken 5) Neerzien 6) Verachten 7) Versmaden 8) Sneren 
neerkijken op, geringschatten (toon de herkomst via de etymologiebank)
op hem neerkijken, hem waardeloos vinden vb: ik minacht iemand die steelt van anderen Tegenstellingen: eerbiedigen respecteren
•minder dan gebruikelijk repsect voor iemand hebben. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
geringschatten