de pech zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ pɛx ] 1) iets onaangenaams dat jou toevallig overkomt Voorbeelden: 'pech hebben' , 'Het was gewoon stomme pech; niemand kon er iets aan doen.' Antoniem: mazzel Synoniem: tegenslag 2) technisch probleem met een motorvoertuig waardoor je niet verder kunt rijden Voorbeeld: 'Ze ko...
1) Deveine 2) Ellende 3) Klapband 4) Malheur 5) Mankement 6) Moeilijkheden 7) Moos 8) Ongeluk 9) Onheil 10) Onkans 11) Onspoed 12) Oponthoud 13) Panne 14) Ramp 15) Rampspoed 16) Sof 17) Storing 18) Strop 19) Tegenslag 20) Tegenspoed 21) Tegenvaller 22) Teleurstelling 23) Terugslag 24) Terugslagen 25) Wanbof 1) Ellende 2) Geen succes 3) Jammer 4) Malheur 5) Mankement 6) Moeilijkheden 7) Nadeel 8) Nadelig toeval 9) Ongeluk 10) Onheil 11) Onkans 12) Onspoed 13) Oponthoud 14) Oponthoud door een mankement 15) Panne 16) Ramp 17) Rampspoed 18) Sof 19) Storing 20) Strop 21) Tegenslag 22) Tegenspoed 23) Tegenvaller 
tegenslag (toon de herkomst via de etymologiebank)
ongunstig, nadelig toeval vb: hij had pech dat die boom juist op zijn huis viel Synoniemen: ongeluk tegenspoed tegenslag Tegenstellingen: welstand voorspoed
•de conditie waarin er tegenslag te verwerken is die niet door eigen schuld veroorzaakt is.
tegenspoed
tegenspoed