
wat deel uitmaakt van; wat behoort bij, tot; onderdeel. - Voorbeeld: ‘
De vrouwe, de boer, de dochters, de peerden, heel het aanbehoor der hofstede, dat begon nu opeens te herleven in nieuwe duidelijkheid’ (Langs Wegen 98) - Voorbeeld: ‘
Niemand in de bereddering of in 't aanbehoor van 't hof inzicht of bemoeiing laten, alleen meest...Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.